De recente beslissing van het Deense parlement om de pensioenleeftijd in stappen te verhogen tot 70 jaar in 2040 heeft stof doen opwaaien in heel Europa. Met deze maatregel klimt Denemarken naar de absolute top als het gaat om de hoogste pensioenleeftijd op het continent. Maar moeten we dit nu vieren als een voorbeeld van vooruitstrevend beleid, of moeten we juist bezorgd zijn over wat dit zegt over onze waardering van arbeid en ouderdom?
Voor beleidsmakers klinkt het abstract: een verhoging van de pensioenleeftijd van 67 naar 70 in 2040. Voor de werkende mens, zoals de dakdekker die zich hierover uitsprak op de Deense publieke omroep, is het een bikkelharde realiteit. Fysiek zware beroepen kunnen zelden tot aan de pensioenleeftijd worden volgehouden – laat staan tot 70 jaar. Wat dit beleid vraagt, is niet slechts een verlenging van iemands loopbaan, maar een herdefiniëring van wat arbeid eigenlijk mag eisen van het lichaam en de geest.
De koppeling van pensioenleeftijd aan levensverwachting klinkt logisch: als we ouder worden, kunnen we langer werken. Maar dit uitgangspunt gaat voorbij aan de ongelijkheid in gezondheid en levensverwachting tussen beroepen. De accountant in Kopenhagen mag statistisch gezien prima doorwerken tot zijn 70ste. De bouwvakker in Aalborg – minder waarschijnlijk. Dat onderscheid maakt het beleid onredelijk: het straft fysiek werk en beloont zittend werk, terwijl beide essentieel zijn voor de samenleving.
In Nederland stijgt de AOW-leeftijd ook, maar met een veel gematigder tempo. Minister Van Hijum besloot onlangs de pensioenleeftijd in 2030 op 67 jaar en drie maanden te houden, mede vanwege de afvlakkende stijging van de levensverwachting. Misschien toont dat wel meer realiteitszin dan het ‘automatische systeem’ in Denemarken. Ons pensioenstelsel is niet perfect, maar het erkent tenminste dat stijgende levensverwachting niet automatisch gelijk staat aan langere inzetbaarheid.
De kernvraag is misschien wel: hoeveel solidariteit zit er nog in ons pensioenbeleid? Een pensioen is geen bonus voor wie het redt tot het einde van zijn loopbaan, maar een basisrecht na decennialange inzet. Het voortdurend opschuiven van die grens communiceert impliciet dat mensen pas ‘waard’ zijn te rusten als het economisch uitkomt.
Het debat in Denemarken – en stilaan ook in Nederland – moet niet alleen gaan over getallen, maar over waarden. Hoe waarderen we arbeid? Hoe zorgen we dat ook mensen met een zwaar beroep een waardige oude dag kunnen hebben? En kunnen we écht spreken van vooruitgang als we de eindstreep steeds verder verleggen, zonder naar het parcours te kijken?
Het is hoog tijd dat pensioenbeleid niet enkel gebaseerd wordt op levensverwachting, maar ook op leefbaarheid. Want werken tot je erbij neervalt, kan nooit de maatstaf zijn van een welvarende en rechtvaardige samenleving.
Om te reageren moet je ingelogd zijn. Log in of registreer.